MAMMIE

image

20 april 1920 – 10 december 2015

In het laatste uur dat mijn moeder wakker was, vertelde ze nog dit fragment uit le leven.

“Ik kan mij nog herinneren toen ik mijn eerste compliment kreeg, zei ze.
Ik was 8 jaar en voelde mij ziek in de klas. En ik had mijn vinger opgestoken omdat ik naar de wc wilde, maar de juffrouw lette niet op. En toen voelde ik dat ik moest overgeven en rende ik de klas uit. Op de gang heb ik toen overgegeven. En wat deed Ik? Ik ging in de bezemkast van de school een emmer en dweil zoeken om de rommel op te ruimen. En terwijl ik daarmee bezig was kwam de juffrouw kijken en die zei: “Oh, wat ben jij een grote meid”

Een typerende gebeurtenis. Want dat is wat mijn moeder de rest van haar leven ook is blijven doen. Zorgen dat niemand last van haar had.

Het frappante was dat ze voordat ze begon aan dit verhaaltje vroeg of ze het al eens eerder had verteld. Ik zei: “nee, komt me niet bekend voor”.

Anders zat ze er helemaal niet mee, dat ik een verhaal al kende. Als ik dan zei ” jahaa, dat weet ik al”, dan ging ze rustig door met vertellen. En meestal was het helemaal niet erg om zo’n verhaal weer te horen. Van sommige verhalen kon ik trouwens sowieso niet genoeg krijgen.

Onder andere het verhaal dat tante Minnie thuiskwam uit Duitsland. Mijn moeders oudste zus, de moeder van Elsie en Pieter, had tijdens de oorlog ruim twee jaar in interneringskamp “Liebenau” gezeten, omdat ze in Engeland was geboren. En toen tante Min thuiskwam mam? “Och, dat was het gelukkigste moment van mijn leven” zei ze dan.
“Ik kwam uit mijn werk en oma deed de deur open en zei: “Min is thuis!”ik maaide oma aan de kant en stormde de kamer in. We hebben allemaal gehuild, opa ook. Wat was ik toen blij. Dat was het gelukkigste moment van mijn leven”.

Nou ja, de generatie van mijn moeder had natuurlijk veel verhalen over de oorlog.
De klassiekers zoals, op een rotfiets naar de Wieringermeer om beddengoed te ruilen bij die rotboeren voor een zak aardappelen. En mijn oom, die en passant een kip z’n nek omdraait en in zijn tas deed toen de boerin even naar binnen was. De angst van mijn moeder en daarna de euforie!
Maar ook de verhalen dat ze bij Niesje werkte. Een joodse vrouw met een klein fourniturenwinkeltje in Amsterdam. Ze was een jaar of 15. Tien uur per dag werken, zes dagen per week en drie dagen vakantie per jaar. Andere tijden.

En de stoere verhalen:
tijdens de overstroming van Tuindorp in 1960, kwam onze huishoudster, mevrouw Kolenburg bij ons asiel zoeken. Wij woonden hoog, boven de winkel. Maar toen moesten we tenslotte toch het huis verlaten. Via een ladder die in een boot stond moesten we via de vensterbank van die die ladder af.
Mevrouw Kolenburg ruim 100 kilo, staat op de pianokruk om aan de afdaling te beginnen en jeremieert: “O mevrouw, ik durf niet. En dan mijn stoere moeder die zegt: “vooruit! Je moet! Er kan niks gebeuren, ik heb je vast!
En ja hoor, daar ging ze die ladder af. Pfff

Ook op een keer hoorde ze vreselijk geschreeuw in de straat. Ze keek naar buiten en een buurvrouw rent bloedend haar huis uit en haar man zit achter haar aan met een mes. Lub er op af.
Die vrouw lag inmiddels op straat en hij stak haar. Er stonden ook al andere mensen omheen, maar mijn moeder greep met twee handen die arm van die man. Gelukkig had hij er maar een (arm), zodat iemand dat mes eruit kon halen. De vrouw naar het ziekenhuis, de man naar de bak en mijn moeder een held.

En ik had het net over het gelukkigste moment van haar leven. Maar er was ook een verdrietigste moment, of periode van haar leven. Dat was de periode dat Raymond (onze neef, toen 18 jaar) ziek werd en overleed. Sommige gebeurtenissen hebben haar haar hele leven achtervolgd. Dàt was het ergste. Raymond en het verdriet van haar zuster May en zwager Albert.

Enfin, bij die Niesje, van dat fourniturenwinkeltje! is ze gebleven totdat het gezin ging verhuizen naar Tuindorp Oostzaan. Toen ging ze werken in de winkel van mijn vader en zijn eerste vrouw. En toen zijn vrouw overleed, heeft mijn vader werk van Mijn moeder gemaakt.
Vorige week zei ze nog. Je vader was een knappe man. Hij was clever. Dat clevere hebben jullie van hèm. “Nou schiet op zeg, zei ik, wie zijn hier nou de uitvinders?”
Daar hebben we nog lekker om gelachen.

Na het overlijden van mijn vader (1955) bleven Els en mijn moeder en ik in de winkel tot ze die in 1970 verkocht. Ze zei toen: “ik wil zitten”. Ze had natuurlijk 35 jaar in winkels gebuffeld, zwaar en lang gewerkt en het enige dat ze wilde was: zitten.
Nou, toen heeft ze nog tien jaar bij de Middenstandsbank gewerkt. Zittend. En op haar zestigste ging ze met pensioen. 35 jaar geleden! Dus ze heeft best nog een lekker poosje gezeten 🙂

Ik vertelde haar dinsdag iets wat mij was overkomen toen ik klein was. Ik zat in de straat op een hekje en twee vrouwen staan op hoorafstand met elkaar te praten. Toen keek de ene vrouw opeens mijn kant op en zei tegen die andere: “die is van Van Olffen. Halve wees”. Nou ik in paniek natuurlijk, want als je een halve wees bent, dan ben je ook al bijna een hele wees en dan moet je in een weeshuis. Nou was ik sowieso al een moederskind, maar ik was panisch als ik dacht dat er wat met haar kon gebeuren. Als ze even naar de stad ging, stond ik boven in de slaapkamer op een stoel waar ik in de verte de bussen kon zien aankomen over de Meteorenweg.
Een keer per jaar ging ze 10 dagen naar de wintersport. Alleen. En dan was ik ziek van heimwee naar mijn moeder. Maar ja, door de jaren heen is dat heftige gevoel verdwenen. Er kwamen jaren dat het gewoon, de constante was van mijn leven. Waar ik was, was mijn moeder. Gewoonste zaak van de wereld. Ze verhuisde met ons mee van Purmerend naar Driebergen en van Driebergen naar Friesland. Gewoonste zaak van de wereld. Henk en Jan hebben hun oma hun hele leven in de buurt gehad. Dat was niet altijd fijn, want oma was streng en niet altijd tactisch, maar de meeste tijd was het heerlijk vertrouwd. Alle grote gebeurtenissen van ons leven hebben we met oma gedeeld.
Ik heb heel lang ontkend, dat ze oud werd. Mijn moeder? Oud? Nee! Maar uiteindelijk heb ook ik het onder ogen gezien.
Zo rond haar negentigste, toen ze iets moeilijker in de auto ging, dan zei ze: “wat ben ik een trut hè” Stel je niet zo aan, zei ik dan. Maar langzaam ben ik aan het idee gewend geraakt dat het een keer voorbij zou zijn. Ze heeft me keer op keer op mijn hart gedrukt: “denk erom, als ik dood ben, is dat GÉÉN DRAMA!”
En daar heeft ze ook weer gelijk in gekregen. Het is heel veel wél, maar geen drama.

Onze moeder heeft ons niet bewust geëmancipeerd opgevoed, maar zelfstandigheid is ons wel met de paplepel ingegeven. Ze heeft het ons gewoon voorgedaan. Haar hele leven heeft ze ons voorgedaan hoe je een leven moet leven. De laatste tijd ze: ” ik leef niet, ik overleef. Jullie hebben geen idee hoe dat is. En daar had ze ook weer voor een deel gelijk in. Als ik zei: vráág dan meer, laat mij dat dan doen, dan kreeg je die typische reactie: “Geen spraaake van”.. Ze was perfectionistisch. Van de zomer moest ik bijvoorbeeld nog haar teennagels lakken. Ze zorgde en verzorgde zichzelf goed. Ze heeft ons veel geleerd. Voornamelijk praktische dingen. Je moet je handen laten wapperen anders gebeurt er niets. Je moet vooruit denken! Je moet systematisch te werk gaan. Ze was gek op zinnen die met “Je moet” begonnen. Je moet leren bridgen! Ze heeft me laten zien wat plicht en verantwoordelijkheid inhoudt. Wat je doet voor je gezin en je familie. Ze heeft genoten van Els en mij. Ze was trots op ons om wie en wat we zijn en geworden. Ze heeft genoten van onze levens, verdriet gehad om onze teleurstellingen en meegeleefd met onze ups en downs. Als het met ons goed ging, ging het haar ook goed. Ze genoot van ons en hield van ons allemaal, en daarom is het zo mooi, dat we vorige week hier in deze kamer, met Lub hier op haar ziekbed, nog met z’n allen Sinterklaas hebben gevierd. Prachtig was dat. Ze wilde dat de kinderen nog een polonaise langs haar bed zouden maken. En dat hebben ze gedaan.

Lub kon heerlijk genieten van kleine dingen. Onze dagelijkse bezoekjes, happy hour met Els, mailen met haar vriendin Eef, 96 die ook een iPad had. Als ze hier kwam, eerst altijd een rondje door de tuin en dan lekker op de porch in de zon met een wijntje een harinkje van Egbert. “Dit is het einde!” zei ze dan, met haar ogen dicht.

Zo is het december geworden. Ze heeft mij mijn reis naar Amerika gegund, hoewel ze er tegenop zag als een berg dat ik drie weken weg zou zijn. Toen ik vier dagen thuis was, is ze gevallen, met alle gevolgen van dien. Aanvankelijk leek het erop dat ze nog wel zou kunnen herstellen, maar toen het haar duidelijk werd dat ze niet meer van bed zou komen en in feite hulpbehoevend zou blijven, heeft ze de handdoek in de ring gegooid.

En dat is goed Mam … Zoals je was blijf je altijd in mijn hart